1 Doorleren
Het heette toen 'doorleren', dat wisten mijn ooms en tantes maar al te goed.
Alleen oom Arie mocht, van de veertien kinderen uit het gezin waar mijn moeder uit voortkwam, doorleren op de MULO.
De rest ging een vak leren als het een jongen was en in de huishouding of de verpleging als het een meisje was.
Ook mijn moder had graag wat meer geleerd dan wat het leven haar bood en wat zij ervan heeft bevraagd.
Zo vaak werd van mij gezegd dat ik wel zou doorleren, dat het mij als heel normaal voorkwam.
Het gaf mij tevens een gevoel van eigenwaarde.
Temeer omdat ik, als enige van mijn klas op de Lagere School, de Rijcklof van Goensschool,
zonder verdere toelatingsexamen werd aangenomen op het Comeniuslyceum.
Een klasgenoot ging naar de 3-jarige HBS, twee of drie meisjes naar de MULO en de rest ging een vak leren of deed de Huishoudschool.
2 Meerhuizenplein
We woonden aan het Meerhuizenplein, op de begane grond, met een rozentuintje voor het huis.
De ramen van ons huis boden riant uitzicht op dat plein.
Omgekeerd vormden ze een trefzeker doelwit voor ballen die niet goed op doel werden geschoten of die een doelpunt opleverden.
Mijn ouders hadden de grote ramen voorzien van onbreekbaar glas, maar de kleine werden regelmatig ingeschoten.
Jammer dat mijn stiefvader niet de Amsterdamse humor van dit verschijnsel kon inzien.
Hoe makkelijk zou het zijn geweest de ongelukkige voetballer een stoffer en blik aan te bieden,
benevens een glas limonade en het adres van de drogist om de hoek alwaar een nieuwe ruit eenvoudig de volgende dag te bestellen bleek?
Nee, de politie moest erbij komen, de bal moest worden afgepakt en voetballen deden ze maar ergens anders.
Gelukkig was mijn stiefvader niet snel ter been, één knie was met een pen vastgezet na een polio-aanval in zijn jeugd.
De politie kwam wel af en toe, meer om hem tot bedaren te brengen dan om de jeugd een andere plek te wijzen.
Mijn contacten met de buurt waren daardoor echter al snel verstoord.
Ik had niet het karakter om me solidair met mijn leeftijdsgenoten te betonen.
Wel was het huiswerk mede daardoor altijd punctueel gedaan.
3 Eerste vrienden
Al in de eerste klas was me opgevallen dat twee jongens, die ook onder de poort woonden, naar dezelfde school gingen.
Zo ontstond spoedig de gewoonte om met Guus en Bob Spelten naar school te lopen, en tussen de middag weer naar huis,
wat voor leerlingen van nu niet meer kan, omdat ze verschillende lesroosters hebben.
Ook raakte ik bevriend met Hans Koopmans.
Met hem heb ik gebasketbald op een openbaar veld bij de RAI, bij hem thuis talloze malen Monopoly gespeeld en Mah-Jong.
Ook liepen we 's avonds uren pratend door de buurt, het zo duidelijk ogenschijnlijk saai ogende leven veroordelend van al diegenen
die, niet afgeschermd door gordijnen, er zo openlijk van blijk gaven niets nuttigers te doen dan televisie te kijken.
Op de Klassefoto zit hij gehurkt op de grond, de zesde van links, naast Elly Baggerman.
Wie nog weet welke figuur ik op die foto ben, late me dat weten.
Verder zie je Peter de Boom op de derde plaats van links gehurkt.
Ons contact ontstond pas in de latere jaren, maar we hebben, na het examen onder andere samen de Ardennen befietst.
Ik was een schuchtere, verlegen jongen, niet eentje met veel sociale contacten.
In de vijfde klas werd ik bevriend met Frits Henrichs. Met Onno Waalewijn en Jan Vlek heb ik al die tijd meer incidenteel contact gehouden.
Mijn moeder, nu op een vriendelijke manier vergeetachtig aan het worden, herinnert zich al die namen nog goed.
4 Docenten
In de derde klas wist ik dat ik het onderwijs in wilde.
Mateloos boeide het me hoe docenten rust en aandacht in hun les hadden en in stand hielden.
Die van geschiedenis, Zoethout, kon zo mooi, zo zachtjes en dui - de - lijk ge - ar - ti - cu - leerd gaan praten dat je minstens
een sprookje of een onthulling verwachtte.
Voors, die met een onuitputtelijke bron van aardigheid les gaf, maar op het juiste moment mij 25 bladzijden liet overschrijven.
Hij was ooit een keer de Sinterklaas, toen men met hem confronteerde met Gerbscheid als echte Sinterklaas, die Voors toen,
afgaande op de kennelijke stank die hij meende waar te nemen, uitmaakte voor chemieklaas. Scheikunde was wel het enige vak waar ik practicum deed.
Kramer die zo vaderlijk op een tafeltje ging zitten en zonder enige gêne namen verstoethaspelde:
Peter de Boom werd Meneer de Boorder.
Wie maar nooit in de gordijnen klom, maar steevast zei zich daartoe dra gedreven te voelen, Dwars
dicteerde ons het beginsel van koolzuurgasassimilatie, "Is het proces waarbij, onder invloed van zonlicht, uit water uit de grond en koolzuur uit de lucht,
zetmeel geproduceerd wordt, waarbij zuurstof ontwijkt."
Hans en ik voetbalden wel op srtraat en, als ik dan lange tijd geen punt tegen hem gescoord had, dan was dit mijn geheime wapen.
Ik citeerde Dwars en kon hem, acuut in een lachkramp geschoten, makkelijk passeren.
Veenstra was ook hofleverancier van lachkramp veroorzakende uitspraken:
5 Volksdansen
Via de gebroeders Spelten kwam ik tot volksdansen. Blees organiseerde volksdanslessen op woensdagmiddag.
En de Speltentjes deden het bij Zajednica.
De volksdansgroep van Blees was elk jaar een onderdeel van het programma van de Bonte Avond, veelal in Krasnapolsky.
Van één zo'n uitvoering heb ik nog wat foto's.
6 De school
Mooij hier in de les van Van Alphen, was rector tijdens mijn examenjaar.
Van de hele examenceremonie herinner ik me dat het de eerste keer was dat ik de docentenkamer binnen ging.
Het was staan, wachten, diploma in ontvangst nemen en mochten er stichtende woorden zijn gesproken, dan heb ik ze niet onthouden.
Daarna naar huis en dat was het.
Balkema, de rector in mijn eerste jaren voelde ik aan als een strenge man.
Wij mochten in die tijd niet veel.
Leerlingen als Jan Vlek deden toch wat ze dachten te moeten doen. Dat gold, vermoed ik, ook voor Herman Engelbart en Hubert-Jan Das.
Maar als je als leerling geen ruimte nam, dan kreeg je die ook niet.
Er is in de verhouding tussen leerling en school (docenten, schoolleiding, didaktiek, onderwerpen) veel veranderd.
Het zou nu ondenkbaar zijn dat je niet op het schoolplein mocht hardlopen of fietsen.
Of dat je per se de oostelijke trap moest gebruiken om naar boven te gaan en de westelijke voor naar omlaag.
Dat er tijdens de les geen leerling op de gang te vinden was, ook niet om naar de w.c. te gaan.
Drinken en eten in de klas is heel gebruikelijk geworden.
Dat docenten aandacht hebben voor het persoonlijke van een leerling ook.
Het is allemaal een verbetering waar het leerlingen een grotere kans biedt zich te ontwikkelen.
Maar slimme leerlingen, en dat waren wij toen, krijgen nu te weinig aangeboden om diepgaand over na te denken.
En, waar bleven toen de meisjes?
Ik zie er op de foto's van de examenklassen maar weinig.
Nu in de Natuurprofielen zijn de leerlingen netjes over beide geslachten verdeeld.
Jan Vlek heeft mooie foto's gemaakt. Ook daar zie je de glorie van ons koloniaal verleden afgebeeld.
Maar wat is verdwenen, is de spreuk boven de ingang.
Als je die voor het eerst probeerde te lezen, terwijl je door de horde naar binnen werd geduwd, dan struikelde je bijkans,
waarmee de inhoud van de boodschap je alsnog werd duidelijk gemaakt:
"Denkt aleer gij doende zijt en al doende denkt dan nog."