Het Comenius Lyceum

april 2005

1 Doorleren
Het heette toen 'doorleren', dat wisten mijn ooms en tantes maar al te goed. Alleen oom Arie mocht, van de veertien kinderen uit het gezin waar mijn moeder uit voortkwam, doorleren op de MULO. De rest ging een vak leren als het een jongen was en in de huishouding of de verpleging als het een meisje was. Ook mijn moder had graag wat meer geleerd dan wat het leven haar bood en wat zij ervan heeft bevraagd. Zo vaak werd van mij gezegd dat ik wel zou doorleren, dat het mij als heel normaal voorkwam. Het gaf mij tevens een gevoel van eigenwaarde. Temeer omdat ik, als enige van mijn klas op de Lagere School, de Rijcklof van Goensschool, zonder verdere toelatingsexamen werd aangenomen op het Comeniuslyceum. Een klasgenoot ging naar de 3-jarige HBS, twee of drie meisjes naar de MULO en de rest ging een vak leren of deed de Huishoudschool.

2 Meerhuizenplein
We woonden aan het Meerhuizenplein, op de begane grond, met een rozentuintje voor het huis. De ramen van ons huis boden riant uitzicht op dat plein. Omgekeerd vormden ze een trefzeker doelwit voor ballen die niet goed op doel werden geschoten of die een doelpunt opleverden. Mijn ouders hadden de grote ramen voorzien van onbreekbaar glas, maar de kleine werden regelmatig ingeschoten. Jammer dat mijn stiefvader niet de Amsterdamse humor van dit verschijnsel kon inzien. Hoe makkelijk zou het zijn geweest de ongelukkige voetballer een stoffer en blik aan te bieden, benevens een glas limonade en het adres van de drogist om de hoek alwaar een nieuwe ruit eenvoudig de volgende dag te bestellen bleek? Nee, de politie moest erbij komen, de bal moest worden afgepakt en voetballen deden ze maar ergens anders. Gelukkig was mijn stiefvader niet snel ter been, één knie was met een pen vastgezet na een polio-aanval in zijn jeugd. De politie kwam wel af en toe, meer om hem tot bedaren te brengen dan om de jeugd een andere plek te wijzen. Mijn contacten met de buurt waren daardoor echter al snel verstoord. Ik had niet het karakter om me solidair met mijn leeftijdsgenoten te betonen. Wel was het huiswerk mede daardoor altijd punctueel gedaan.

3 Eerste vrienden
Al in de eerste klas was me opgevallen dat twee jongens, die ook onder de poort woonden, naar dezelfde school gingen. Zo ontstond spoedig de gewoonte om met Guus en Bob Spelten naar school te lopen, en tussen de middag weer naar huis, wat voor leerlingen van nu niet meer kan, omdat ze verschillende lesroosters hebben. Ook raakte ik bevriend met Hans Koopmans. Met hem heb ik gebasketbald op een openbaar veld bij de RAI, bij hem thuis talloze malen Monopoly gespeeld en Mah-Jong. Ook liepen we 's avonds uren pratend door de buurt, het zo duidelijk ogenschijnlijk saai ogende leven veroordelend van al diegenen die, niet afgeschermd door gordijnen, er zo openlijk van blijk gaven niets nuttigers te doen dan televisie te kijken. Op de Klassefoto zit hij gehurkt op de grond, de zesde van links, naast Elly Baggerman. Wie nog weet welke figuur ik op die foto ben, late me dat weten. Verder zie je Peter de Boom op de derde plaats van links gehurkt. Ons contact ontstond pas in de latere jaren, maar we hebben, na het examen onder andere samen de Ardennen befietst. Ik was een schuchtere, verlegen jongen, niet eentje met veel sociale contacten. In de vijfde klas werd ik bevriend met Frits Henrichs. Met Onno Waalewijn en Jan Vlek heb ik al die tijd meer incidenteel contact gehouden. Mijn moeder, nu op een vriendelijke manier vergeetachtig aan het worden, herinnert zich al die namen nog goed.

4 Docenten
In de derde klas wist ik dat ik het onderwijs in wilde. Mateloos boeide het me hoe docenten rust en aandacht in hun les hadden en in stand hielden. Die van geschiedenis, Zoethout, kon zo mooi, zo zachtjes en dui - de - lijk ge - ar - ti - cu - leerd gaan praten dat je minstens een sprookje of een onthulling verwachtte.

Voors, die met een onuitputtelijke bron van aardigheid les gaf, maar op het juiste moment mij 25 bladzijden liet overschrijven. Hij was ooit een keer de Sinterklaas, toen men met hem confronteerde met Gerbscheid als echte Sinterklaas, die Voors toen, afgaande op de kennelijke stank die hij meende waar te nemen, uitmaakte voor chemieklaas. Scheikunde was wel het enige vak waar ik practicum deed.

Kramer die zo vaderlijk op een tafeltje ging zitten en zonder enige gêne namen verstoethaspelde: Peter de Boom werd Meneer de Boorder.

Wie maar nooit in de gordijnen klom, maar steevast zei zich daartoe dra gedreven te voelen, Dwars dicteerde ons het beginsel van koolzuurgasassimilatie, "Is het proces waarbij, onder invloed van zonlicht, uit water uit de grond en koolzuur uit de lucht, zetmeel geproduceerd wordt, waarbij zuurstof ontwijkt." Hans en ik voetbalden wel op srtraat en, als ik dan lange tijd geen punt tegen hem gescoord had, dan was dit mijn geheime wapen. Ik citeerde Dwars en kon hem, acuut in een lachkramp geschoten, makkelijk passeren.

Veenstra was ook hofleverancier van lachkramp veroorzakende uitspraken:

Als ik nu ergens een klein stompje potlood tegen kom, dan denk ik wel eens: " ' T zou wat voor Veenstra wezen."

Rapmund, geconfronteerd met een overtallig grote groep die in de vijfde klas wilde lijntekenen (want geen huiswerk) en niet boekhouden (want wel huiswerk), moest een selectie maken en bracht mij subiet onder bij de boekhouders. Mijn lijntekeningen in de vierde klas waren van een dermate verpletterende saaiheid dat ik het hem graag vergeef.

De docent boekhouden bewees dat je met speculeren op de beurs een zakcentje kon verdienen. Hij kocht voor 1000 gulden aandelen. En beloofde ons de winst aan het eind van het jaar. Die winst was goed voor een snoeppartij in één van de laatste lessen. Buiten dat was boekhouden een nauwkeurig karweitje. Zo tegen het eind van het proefwerk kreeg je twee getallen uit alle berekeningen en opstellingen. Waren ze gelijk, dan had je een 10. Verschilden ze, dan was je aan de goedertierenheid van de docent overgeleverd. Je mocht geen enkele doorhaling in het werk hebben en er was geen tijd om alles opnieuw op te stellen. Van dat boekhouden heb ik overigens nog veel plezier gehad. Wat trouwens geldt voor de hele opleiding van de HBS, de talen, de zaakvakken, ze zijn naast de exacte vakken allemaal op hun tijd prima van pas gekomen.

Het meest geldt dat natuurlijk voor wat Van Alphen in mij heeft losgemaakt. In eerste instantie wilde ik wiskunde leraar worden. Maar op een vrijdag middag keek ik om me heen. Sprangers legde uit hoe je vanuit een gegeven punt een lijn analytisch kon bepalen, die loodrecht stond op de raaklijn, in een ander gegeven punt, aan een parabool. Niemand van de klas was geïnteresseerd in de uitkomst. De lichaamstaal van alle leerlingen sprak dat overduidelijk. Maar in die tijd sprak de interesse van de leerling niet mee, laat staan diens lichaamstaal. Nee, dan Van Alphen! "Men neme een molecuul. Dat geef je een zekere snelheid en je laat het botsen met een andere en ..." En op zijn gezicht kon je aflezen dat die moleculen nog spannende dingen gingen beleven. Vlak na hun kandidaatsexamen bezochten natuurkundestudenten in groepen de diverse laboratoria om zich te oriënteren op het experimentele onderzoek waar ze hun doctoraalstudie aan wilden wijden. Het was onvoorstelbaar, maar op het FOM-Instituut voor Atoom- en Molecuulfysica sprak iemand bijna diezelfde woorden met dezelfde blik van het geheim te weten. Daar bracht ik dus twee en een half jaar door.

Het verbaast me nog steeds hoe Toet aardrijkskunde gaf. Laat ik het wat cryptisch zeggen. Elke verzameling doet er goed aan een nulelement in zich op te nemen. Het deerde hem niet dat het aantal jaren dat ik van hem les had, vijf, groter was dan het aantal proefwerken dat ik me van hem herinnerde. Maar wat graag ging hij in op de provocaties van Yung Hwo Tso, of omgekeerd, waarna weer een les niet aan aardrijkskunde werd besteed.

In dezelfde cryptiek blijvend, kan ik van Hoogteijling {Jongeh, alleen ik mag wippeh} zeggen , dat je in verzamelingen ook elementen hebt die opgeteld bij een andere element het getal nul opleveren. Mijn Nederlands was slecht. Thuis lazen we het debiele zusje van de Telegraaf, het Nieuws van de Dag. Er werd nauwelijks gesproken. Waren de lijntekeningen voor Rapmund kwellend saai, mijn opstellen moeten voor Hoogteijling een voedingsbodem voor zijn sadisme zijn geweest. Pas in het onderwijs en tijdens de periode van de PSP, en dan met name in de gemeenteraad van Diemen, is mijn taalgevoel tot ontwikkeling gekomen. Maar wat kwamen de wiebelingen van het kabeltje van de bandrecorder, dat het telwerk in werking hield, overeen met mijn wankelen tijdens het voordragen van een gedicht. En dan het diezelfde les nog terug moeten luisteren; alsof een reeds, onschuldig, veroordeelde de hele rechtzitting opnieuw moet meemaken. Toch, wonderlijk genoeg, waren er twee zaken waar hij me voor enthuosiast heeft gemaakt: Van de Nederlandse grammatica begrijp ik nog steeds weinig. Dat is na mijn trouwen met een docente Nederlands echter niet hinderlijk meer.

Buitengymnastiek van Blees op het terrein aan de overkant van het kanaal, waarin, na het examen, duizenden blaadjes, schriften en ander papier werden gegooid. Nu is de brug niet meer in het verlengde van de P.L. Takstraat, maar 10 meter opgeschoven, waarom?, een raadsel. Buitengymnastiek dus. Wie mij herkend heeft op de foto, herinnert zich mijn niet-atletische gestalte. Ervaring met sport was mij vreemd. Hoe schrok ik van die zware oranje bal die je zo onhandig stuiterend door het lokaal moest voortbrengen naar een paal waar een mandje aan hing, veel te klein om daar die bal gemakkelijk doorheen te krijgen. En op het veld. Daar was de bal juist weer te klein om goed te kunnen zien. Hij werd ook veel te hard gegooid, heel stoer bovenshands, om hem te raken met zo'n knuppel. Mijn honbalpraktijk was grotendeels: Dat laatste had soms wel één groot voordeel als ook de meisjes van de gymnasium afdeling buitengym hadden. Het gaf me ruim de tijd naar mijn grote liefde te kijken, iemand waarmee ik inderdaad later nog een paar jaar heb samen geleefd. Helaas doen de gymnasiasten niet mee met de reünie. Graag zag ik haar nog eens terug.

5 Volksdansen
Via de gebroeders Spelten kwam ik tot volksdansen. Blees organiseerde volksdanslessen op woensdagmiddag. En de Speltentjes deden het bij Zajednica. De volksdansgroep van Blees was elk jaar een onderdeel van het programma van de Bonte Avond, veelal in Krasnapolsky. Van één zo'n uitvoering heb ik nog wat foto's.

6 De school
Mooij hier in de les van Van Alphen, was rector tijdens mijn examenjaar. Van de hele examenceremonie herinner ik me dat het de eerste keer was dat ik de docentenkamer binnen ging. Het was staan, wachten, diploma in ontvangst nemen en mochten er stichtende woorden zijn gesproken, dan heb ik ze niet onthouden. Daarna naar huis en dat was het.
Balkema, de rector in mijn eerste jaren voelde ik aan als een strenge man. Wij mochten in die tijd niet veel. Leerlingen als Jan Vlek deden toch wat ze dachten te moeten doen. Dat gold, vermoed ik, ook voor Herman Engelbart en Hubert-Jan Das. Maar als je als leerling geen ruimte nam, dan kreeg je die ook niet. Er is in de verhouding tussen leerling en school (docenten, schoolleiding, didaktiek, onderwerpen) veel veranderd. Het zou nu ondenkbaar zijn dat je niet op het schoolplein mocht hardlopen of fietsen. Of dat je per se de oostelijke trap moest gebruiken om naar boven te gaan en de westelijke voor naar omlaag. Dat er tijdens de les geen leerling op de gang te vinden was, ook niet om naar de w.c. te gaan. Drinken en eten in de klas is heel gebruikelijk geworden. Dat docenten aandacht hebben voor het persoonlijke van een leerling ook. Het is allemaal een verbetering waar het leerlingen een grotere kans biedt zich te ontwikkelen. Maar slimme leerlingen, en dat waren wij toen, krijgen nu te weinig aangeboden om diepgaand over na te denken. En, waar bleven toen de meisjes? Ik zie er op de foto's van de examenklassen maar weinig. Nu in de Natuurprofielen zijn de leerlingen netjes over beide geslachten verdeeld.
Jan Vlek heeft mooie foto's gemaakt. Ook daar zie je de glorie van ons koloniaal verleden afgebeeld. Maar wat is verdwenen, is de spreuk boven de ingang. Als je die voor het eerst probeerde te lezen, terwijl je door de horde naar binnen werd geduwd, dan struikelde je bijkans, waarmee de inhoud van de boodschap je alsnog werd duidelijk gemaakt:
"Denkt aleer gij doende zijt en al doende denkt dan nog."


Terug naar mijn eerste schermbeeld.